Afgelopen najaar waren ze even in het nieuws: twee blonde zussen die op zoek gingen naar de botten van Johan van Oldenbarnevelt. Samen met journalist Frits Wester en een cameraploeg van RTL Nieuws bezochten ze het Binnenhof in Den Haag, waar de raadspensionaris in 1619 was terechtgesteld. De zussen vertelden dat ze nazaten waren van de onthoofde staatsman – ‘onze grootvader’ noemden ze hem zelf eerbiedig. Toen ze te horen kregen dat diens stoffelijke resten wel eens achter een muur in de kelder van de Eerste Kamer zouden kunnen liggen, toonden ze zich diep geschokt: ‘Dit is mensonterend.’
De reportage was hilarische televisie, al zullen misschien maar weinig kijkers dat zo hebben ervaren. Het verhaal van de zussen klopt namelijk niet. Ze behoren weliswaar tot een familie die sinds de zeventiende eeuw de geslachtsnaam van de raadspensionaris voert, maar nazaten zijn ze beslist niet – ook niet in de vrouwelijke lijn. Een paar generaties geleden zouden de beweringen van de twee op veel scepsis en waarschijnlijk ook hoon hebben mogen rekenen, maar nu bleef het bijna helemaal stil. Dat is ook niet zo raar. De genealogische kennis is er in Nederland met de teloorgang van het klassieke stands- en familiebesef in de jaren zestig flink op achteruitgegaan en dat geeft gek genoeg ook weer ruimte voor allerlei afstammingsclaims.
Misschien is het wel passend dat juist Johan van Oldenbarnevelt het slachtoffer werd van postmoderne ‘afstammingswaan’. De in een Amersfoorts koopmansgezin geboren raadspensionaris ging er prat op dat hij stamde uit een familie die in de vijftiende eeuw tot de lagere adel op de Veluwe had behoord. Van echt fabuleren was geen sprake, maar voor biograaf Jan den Tex was deze vooroudertrots genoeg reden om hem voor te stellen als een snob met ‘adelscomplexen’ die zich hoog boven de Hollandse burgerregenten verheven voelde. Ook onder zijn eigen tijdgenoten ontmoetten de pretenties van Oldenbarnevelt overigens al de nodige weerstand. Toen hij als jongeman in 1566 rechten ging studeren in Leuven en zichzelf als nobilis in het academische matrikel wilde inschrijven, veranderde een klerk dit in ‘sub specie nobilis’ (‘doet zichzelf voor als edelman’).
Die subtiele correctie zal misschien pijn hebben gedaan. Maar naarmate Oldenbarnevelt meer macht en geld naar zich toe wist te trekken, werd zijn statuur voornamer en ook adelijker. Hij kocht heerlijkheden en mocht zo feodale rechten uitoefenen, hij kreeg van de Engelse koning een riddertitel, hij liet zijn dochters met edellieden trouwen en hij zag er op toe dat zijn zonen in educatie, titels en ambten niet hoefden onder te doen voor edelen. In de moderne geschiedschrijving wordt Oldenbarnevelt dan ook wel gepresenteerd als een toonbeeld van het verlangen van stedelijke regenten in de Republiek naar een adellijke levensstijl – als een perfecte belichaming kortom van de ‘aristocratisering’ van het Hollandse patriciaat.
De twee zonen van de raadspensionaris gingen in het navolgen van adellijke levensvormen nog veel verder. Vooral Willem, de jongste van de twee, toonde zich wat dit betreft een ware meester. Tijdens zijn grand tour verbleef hij als gentilhomme-ordinaire een tijdje aan het exuberante Franse hof, waar hij zich met het grootste gemak bewoog en tot afgrijzen van de gezant van de Republiek in Parijs zijn hele toelage op de tennisbaan verspeelde. In de jaren daarna blijf hij zich in de ogen van predikanten en andere moralisten gedragen als een losbandig edelman. De dood van zijn vader in 1619 vormde in zekere zin een keerpunt in een indolent leven: voortaan zou hij handelen als een naar bloed en vergelding smachtend personage uit een Shakespeareaanse wraaktragedie.
Samen met zijn broer en wat handlangers smeedde hij een complot om Maurits te doden. Het moordplan viel helemaal in duigen. Een paar samenzweerders, onder wie zijn broer, stierven op het schavot, zelf wist hij te ontsnappen uit de Republiek. Hij vestigde zich in Brussel, waar hij leefde op een toelage van het aartshertogelijke hof, ver van huis maar wel te midden van jonkers, baronnen, graven, markiezen en prinsen die hem erkenden als een van hen en behandelden zoals hij wilde, als edelman.
Een edele afkomst uitstralen: makkelijk is het niet, maar hoe meer je je best doet, hoe beter het vaak gaat.